Catharinakerk

Tot ziens, Marcus
Eindhoven, het jaar 1300
Door Linda Amendt

Mette kijkt met betraande ogen omhoog, naar het torenkamertje van Kasteel Ten Hage. Voor het hoge smalle raam hoort haar beste vriend Marcus te staan.
 De pastoor van de Catharinakerk slaat zijn arm om haar heen.
‘Kom meisje, Marcus’ afscheidsdienst begint zometeen.’

Illustratie Catharinakerk Marcus van Eindhoven

‘Wat erg dat hij zo ziek was,’ snikt ze, ‘het is niet eerlijk dat hij maar tien jaar is geworden!’ Ze lopen over het modderige pad langs de neckerspoel, waar Mette en Marcus samen naar beestjes zochten.
‘Marcus is overleden in zijn slaap,’ zegt de pastoor.
‘Zijn ouders vonden dit op zijn tafeltje. De enige jongen in Eindhoven die kon lezen en schrijven, liet een brief voor jou achter.’ Hij rolt het papier open en leest voor:

‘Lieve Mette,

Ik hoop dat de pastoor dit briefje aan jou voorleest. Het voelt alsof mijn tijd gekomen is.

Ga je af en toe bij mijn ouders langs

als ik er niet meer ben?


Ik heb je lief,

Marcus’

Ze gaan de Catharinakerk binnen. In het mooie licht dat door de glas-in-loodramen valt, ziet Mette de houten kist staan. Ze haalt diep adem en kijkt erin. Daar ligt hij, kalm en bleek, met zijn rondgeknipte haren keurig gekamd. Gewikkeld in een wit linnen doodskleed. Normaal draagt hij een lang hemd met een gewaad, dat bijna tot zijn tenen reikt. Het maakte hem nóg kleiner dan hij al was. Mette aait over het muntje, dat vastgenaaid is aan het kleed. Marcus was er zó trots op. Hij droeg het om zijn nek. Zijn opa was kruisvaarder en had het muntje op zijn reis voor het geloof uit Venetië meegebracht.

Sint Marcus staat erop afgebeeld, samen met de hertog en Christus.

Mette zoekt een plek tussen de zwartgeklede mensen.
Iedereen heeft een brandende fakkel in zijn hand, met een wapenschildje van de heren van Eindhoven. Eén van die heren is Marcus’ vader.

De pastoor en twee andere priesters leiden de dienst. Na afloop wordt Marcus begraven op de mooiste plek van allemaal: voor het hoofdaltaar.
Mette weet dat ze hem zal terugzien. Ooit.
‘Marcus, ik heb jou ook lief. Tot ziens in de hemel,’ fluistert ze.